zondag 4 april 2021

12 tips om met angst om te gaan (2015)

Álle mensen komen in hun leven een periode of situaties tegen waarbij ze geconfronteerd worden met angst. Kleine en overweldigende angsten. Angst voor hoogtes, angst voor het donker, angst om in groep te spreken, angst om uitbundig te zijn, angst voor accidenten, angst om voor onze mening uit te komen, angst voor spinnen, angst om nee te zeggen, angst voor succes, noem maar op. We krijgen er allemaal wel eens mee te maken. Dat is niet raar, integendeel. Dat is zelfs heel gewoon, omdat we mensen zijn van vlees en bloed.

Van waar komt dat eigenlijk, die angst?

Of anders gezegd ‘schrik’, dat klinkt alvast minder heftig. J

Als je angst of schrik ervaart, ben je met je gedachten niet in het huidig moment, op de eigen locatie en/of niet op jezelf gericht. Je zit met je hoofd bij een andere persoon of in een andere situatie, in het verleden of in de toekomst. Het niet in het nu aanwezig zijn alleen al kan ervoor zorgen dat je angst ervaart.

Als je schrik hebt, ga je in je denken veelal terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Je denkt dat wat toen gebeurde opnieuw zal gebeuren. Je projecteert als het ware je angst van het verleden naar de toekomst. Dat verleden is echter voorbij, dus ook die situatie is voorbij en ook de angstervaring. Het is gepasseerd en dus onbestaande. Ook die toekomst bestaat nog niet, die moet nog komen. De angst die we naar de toekomst projecteren is dus irreëel, ze bestaat niet, het is een illusie. [Bij deze maak ik toch ook een bedenking: alles bestaat Nu, dus ook verleden en toekomst bestaan in dit moment. Dat maakt dat je de macht hebt om beide te veranderen. Of toch je gedachten zo te veranderen dat je er vrede mee hebt.]

 Hoe kan je ermee omgaan?

Nu moet je weten dat je in je gedachtewereld slechts keuze hebt tussen twee gedachtevormen: ofwel kies je voor negatieve gedachten, angst en alles wat je pijn berokkent, ofwel kies je voor positieve gedachten van liefde, hoop, geluk en licht. Dat is de enige mogelijkheid. Beide gedachtevormen tegelijk gebruiken is onmogelijk. Test het zelf maar eens uit. Het is als kiezen tussen oorlog en vrede. Die keuze is denk ik snel gemaakt. In je hoofd kan je evengoed kiezen tussen gedachten van strijd of liefdevolle gedachten. Je maakt op elk moment zélf die keuze. Zo kies je er ook zelf voor, bewust of onbewust, om angst te ervaren. Je wil het zelf zo ervaren. Dat is trouwens zo voor elke emotie en elke ervaring in je leven.

 Afhankelijk van de soort angst ga je ernaar luisteren of er net niet naar luisteren. Als angst je waarschuwt voor gevaar, vb wilde dieren of brand, dan luister je en maak je je uit de voeten of onderneem je de juiste acties. Treed er angst op als je een doel wil bereiken waarvoor je schrik hebt, waardoor je geneigd bent het niet te doen? Dan is angst een slechte raadgever. Dan kan je beter door je angst gaan en tóch doen waar je schrik voor hebt. Het lollige hieraan is dat je moed komt op het moment dat je de stap zet, niet eerder. Net als een vogel die leert vliegen: hij kan maar zijn vleugels spreiden als hij gesprongen is. En daar is vaak moed voor nodig – als je het al niet gewoon doet zonder er verder bij stil te staan en je gedachten het roer te laten overnemen.

 De volgende oefeningen kunnen je helpen om het allemaal wat luchtiger en gemakkelijker te maken.

·         Glimlach! Adem een keer diep in en zucht of blaas je spanning eruit.

·         Spreek je angsten luidop uit voor jezelf: “ik heb schrik voor/om/dat….” vb “Ik heb schrik om voor een groep te spreken.” Blijf dit herhalen tot je geen emotie meer voelt en je kracht voelt opkomen. Nadien kan je eventueel het omgekeerde voor jezelf luidop blijven herhalen vb. “Ik durf voor een groep te spreken.” “Ik spreek met kracht voor een groep.”

Terwijl je die laatste zinnen zegt, is het nuttig om het je ook in te beelden dat je dat werkelijk doet. Je ziet jezelf dus letterlijk voor een groep spreken. Dat heet visualiseren en is een krachtig hulpmiddel om toch je doel te bereiken.

Wat je ook kan doen als het in een gesprek voorkomt: spreek gewoon uit wat je voelt, vb. ‘ik durf dat niet te zeggen’. Het benoemen van wat je voelt, neemt de spanning weg en helpt je toch te vertellen wat je wil vertellen. Bovendien is de ander zo op de hoogte van wat er in je omgaat en kan je hierbij een extra duwtje in de rug geven, op welke manier dan ook.

·         Blijf met je aandacht bij de genomen beslissing of actie die je wil uitvoeren. Blijf gefocust op je doel, zie jezelf je doel behalen en voel wat het met je doet als je je doel bereikt hebt. Geef geen aandacht aan opkomende gedachten of gevoelens of ‘ja-maars’. Laat ze zijn voor wat ze zijn. Ze trachten je enkel als een duiveltje uit een doosje van je doel af te houden. Dat duiveltje kan je helemaal naar beneden halen, je doen twijfelen en je laten stoppen met wat je van plan was. Blijf dus steeds met je aandacht bij je doel.

·         Nog een hulpmiddel is, wanneer je angst voelt opkomen, ook al ben je alleen, je focus te verleggen naar wat je fijn vindt en je blij maakt, naar wat je goed kan. vb. Ik ben gek op dansen en zingen, ik hou van sport en natuur, van aardbeitaartjes met slagroom,... Peter Pan kon ook enkel vliegen door 'think a happy thought', aan een blije gedachte te denken.

·         Óf verleg je focus naar wat je in je omgeving ziet, naar dat waar je mee bezig bent. Spreek dit ook luidop voor jezelf uit als dat even mogelijk is en voel wat die leuke gedachten en beelden met je doen. Zie jezelf dat doen. vb. Ik stofzuig de kamer, ik zie een bloempot die nog water nodig heeft, ik zie de zon schijnen, ik hoor vogels fluiten, ik merk dat de kinderen ruzie maken,… Je gebruikt dus eigenlijk je zintuigen om helemaal in het nu te komen. Noem voor elk zintuig vijf voorbeelden, vb ik zie (zoals hierboven reeds genoemd, ik hoor een vliegtuig overvliegen, ik hoor een vlieg zoemen, ik hoor iemand niezen,… ik voel mijn hartslag, ik voel de trui op mijn huid, ik voel dat ik het warm heb,… ik ruik niets speciaals, ik ruik zuivere lucht, ik ruik stinkende sokken,… Zo doe je dat voor elk van je zintuigen. Hierbij gaat het niet om of het nu ook echt waar is wat je waarneemt en opmerkt (beter wel), belangrijker is dat je je aandacht weer gericht gaat gebruiken en je van je angst afleid.  

·         Spreek je dankbaarheid uit voor alles waar je dankbaar voor bent of zou willen zijn. Voel ook nu weer die dankbaarheid en de vreugde ervan in je lijf. Glimlach terwijl je dit doet! vb. ‘Ik ben dankbaar voor … en voor … en ook voor de groeikansen die ik krijg in deze situatie.’

·         Als je in angst bent, is je energiepeil energetisch aan de lage kant. Alle gedachten en gevoelens die je uit je kracht halen, hebben een lagere trilling dan vreugdevolle gedachten. Je kan dus ook je energiepeil verhogen naar het niveau van vreugde, het daar trachten te houden en vanuit dat nieuwe, vreugdevolle gevoel beslissingen te nemen. Dat kan je bijvoorbeeld, zoals eerder al vermeld, doen door leuke muziek op te zetten en je over te geven aan de dansende mens in jezelf, even helemaal uit de bol gaan en je weer kind voelen. Dat kan je doen door hele fijne herinneringen boven te halen, eventjes te gaan joggen in de natuur, een luchtje te scheppen in de zon (als die schijnt J), door je ogen te sluiten en een filmpje in je hoofd af te spelen waar je blij van wordt. Glimlach! Wist je trouwens dat je hersenen het verschil niet kennen tussen wat er echt gebeurt en wat je in je hoofd verzint? Fantaseer er dus maar lustig op los!  .... Natuurlijk, wanneer je angst groot is, pring je niet meteen naar het level van vreugde. De eerste stap is dan alvast in beweging komen, letterlijk. Een stukje wandelen is een beweging, je arm optillen ook. Vanuit angst kan je voortbewegen naar meer ontspanning, (dan ben je nog niet aan vreugde, maar is er al wel een verbetering). Elke gedachte en elk gevoel richting vreugde en weg van de angst is een stapje omhoog. Ook boosheid kan dus een stapje vooruit zijn, omdat daar een zekere kracht in schuilt. 

Wist je trouwens dat je hersenen het verschil niet kennen tussen wat er echt gebeurt en wat je in je hoofd verzint?

·         Angst kan je onderzoeken, vastzetten en loslaten. Het is niet wie je bent. Stel je maar eens voor dat je een acteur bent. Achtereenvolgens beeld je volgende poses uit – alsof je een standbeeld bent – met bijhorende gezichtsuitdrukking en lichaamstaal: een chirurg die iemand opereert, iemand die danst op een feest, een begrafenisondernemer, iemand die hevig schrikt van iets,… Verzin gerust zelf nog wat. Merk je dat je met een vingerknip van houding kan veranderen? En dus ook van emotie? Dat kunnen wij als mensen. Blijven oefenen is de boodschap!

·         Met behulp van het vermaarde trucje van Byron Katie geraak je vaak ook een eind op weg. Jouw gedacht van angst heb je zelf bedacht, dus kan je ze ook zelf weer van de hand doen. Beantwoord eens de vraag: wie zou je zijn zonder die angstige gedachte? Spreek je antwoord uit, voel je antwoord, leef je antwoord en wees de mens die je wil zijn.

·         Realitycheck: Hoe groot is je angst? En is die recht evenredig met de situatie waarin je je bevind? In het Nederlands: komt je hoeveelheid angst overeen met wat zich voordoet? Kloppen je gedachten wel met de werkelijkheid? Vaak maak je je angst 10000x groter dan wat het eigenlijk zou kunnen zijn. Vb angst/schrik voor spinnen: je hebt gigantisch veel schrik dat een spin ineens 100x groter wordt, op jouw springt, je bijt waardoor je helemaal verstijft en de spin jou kan leegzuigen of zoiets. Komt dat overeen met de werkelijkheid? Nee. We zijn als mens vele malen groter dan een spin. Het feit dat je de spin ziet, wil zeggen dat ze niet op jou zit en jij dus de mogelijkheid hebt om te handelen of weg te wandelen. De spin gaat je niets doen. Kennis over de spin kan ook al helpen. Als je weet welke soort het is en je weet wat die soort kan en doet om zichzelf te verdedigen en wanneer, hoe ze prooien vangt en dood,… zal je veel meer op je gemak zijn en anders kunnen handelen dan wanneer je de kennis niet hebt. Kennis is macht. Ga na of je gedachten overeen komen met de realiteit.

·        Kijk naar je houding: wie bang is, heeft de neiging om in elkaar te krimpen. Helpend kan zijn om je handen in je zij te zetten, wat je een meer zelfzekere houding geeft en ook je gevoel kan verbeteren. Ook je armen open en opzij van je lichaam gooien brengt je een meer open houding en zal iets doen aan je algemene gevoel.

·         Bijna vergat ik nog de belangrijkste: Adem! Haal diep adem door de neus en blaas je buik van onderuit op, ook je flanken en je borstkas. Maak je helemaal breed en groot. Ga ineens door met ademen, niets vasthouden. Adem meteen weer uit door de mond, waarbij de buik en de flanken nu de omgekeerde beweging maken, naar binnen toe. Laat je ademhaling een kringloop vormen en in één vloeiende beweging doorgaan. Na een drietal keer merk je normaal al dat je rustiger wordt.

De uitleg en het lijstje oefeningen is verre van volledig. Er kan nog heel wat meer over geschreven worden. Je angsten overwinnen gebeurt ook (meestal) niet van vandaag op morgen. Het vergt oefening, telkens opnieuw. En hoe vaker je iets doet, hoe gemakkelijker het meestal gaat.

Ik besluit graag met de volgende bekende prachtige tekst, die hier prima op aansluit.

Op een avond vertelde een oude Cherokee-indiaan aan zijn kleinzoon over de strijd die zich binnenin mensen afspeelt.

Hij zei: “Mijn zoon, de strijd gaat tussen twee ‘wolven’ binnen ieder van ons. De ene heet Kwaad.

Hij beheerst woede, afgunst, jaloersheid, verdriet, hebzucht, arrogantie, zelfmedelijden, schuld, wrok, minderwaardigheid, leugen, valse trots, superioriteit en ego. De andere heet Goed. Hij beheerst vreugde, vrede, liefde, hoop, sereniteit, nederigheid, vriendelijkheid, trouw, medeleven, grootmoedigheid, waarheid, compassie en geloof.”
Binnen in jou woedt dezelfde strijd en datzelfde geldt voor ieder mens.’ De kleinzoon denkt daar enkele ogenblikken over na en vraagt dan aan zijn grootvader: ‘Welke wolf zal het gevecht winnen?’ De oude Cherokee glimlacht en antwoordt eenvoudig: ‘Diegene die je voedt.’

(Het verhaal kent ook een ander einde. Eén waarbij beide wolven gevoed worden.)

 

 

Domme mensen bestaan niet (17 april 2015)

 Vanmorgen vergeleek mijn zoontje twee personen met elkaar. Het ging over dom zijn en slim zijn. Ergens moet het me geraakt hebben, want ik reageerde net iets feller dan met het doorsnee stemvolume – nog steeds zeer gematigd trouwens. J

 

Domme mensen bestaan in mijn ogen niet. Mensen, ook van wie gezegd wordt dat ze zeer intelligent zijn, kunnen zogenaamd domme uitspraken doen, domme dingen doen of domme beslissingen nemen. Maar dat wil nog niet zeggen dat je een domme mens bent. Het gaat niet over wie je bent, wel over wat je zegt of doet.

Zelfs als je iets doet of zegt dat je beter niet had gedaan of gezegd, is dat dan dom? Ik vind van niet. Misschien dat je het feit op zich 'dom' kan noemen, maar niet dat het gebeurd is. Als het je iets bijbrengt en je leert eruit, dan noem ik dat een evolutie ofte zelfont-wikkel-ing. Het is net door stommiteiten te begaan en tegen de muur te botsen, dat je kan leren. Wie nooit 'fouten' maakt, leert niet omgaan met tegenslag, leert niet op een andere manier naar de dingen te kijken. Als je weet hoe je iets beter niet doet, ga je een volgende keer anders handelen. Je kan er dus alleen bij winnen. Soms heb je zoiets snel door, soms gaat dat tergend langzaam. En soms leer je helemaal niets en blijf je je leven lang hetzelfde herhalen, ‘omdat je nu eenmaal zo bent’ of niet verder kijkt. Dan is dat op zich alweer een mooie zaak. We zijn allen mensen met een unieke eigen-heid, toch?  

Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen slimme en minder slimme mensen. Dat gaat dan vooral over kennis en kunde. Of anders bewust zijn. Niet verder kunnen kijken dan de eigen belevingswereld. Die verschillen zijn er uiteraard wel. Grote verschillen soms. En dan zou je kunnen praten over slim en dom. Veelwetendheid versus minderwetendheid. Uitgebreide hersencapaciteiten versus ‘minder hersencapaciteiten’. Maar daarom niet minder kwaliteiten. Andere kwaliteiten.

Vaak wordt vergeten dat er andere kwaliteiten en talenten bestaan dan enkel de boekenkennis. Kwaliteiten die je niet zomaar op een blaadje kan toetsen of vastleggen. Kwaliteiten die op zijn minst even waardevol zijn, maar waar velen nog weinig tot geen aandacht aan besteden. Denk bijvoorbeeld maar aan de sfeermaker in een groep, iemand die ervoor zorgt dat iedereen gehoord is en ieder zich thuis voelt. Iemand die ervoor zorgt dat de groep een samenhangend geheel is in plaats van allemaal eilandjes. Denk ook aan iemand die steeds klaarstaat om te delen of anderen te helpen, zonder daar iets voor terug te willen. Dat zijn zaken die vaak over het hoofd worden gezien en toch van onschatbare waarde zijn in een samenleving, zeker de dag van vandaag.

 

Dan heb je ook nog ons onderwijs, waarbij de kinderen die ‘anders’ zijn of doen dan wat de maatschappij als norm aandraagt, naar het buitengewoon onderwijs gaan. Zijn zij dommer? Absoluut niet! Zij doen de dingen vaak op een andere manier dan wat we over het algemeen gewend zijn. Zij hebben dus ook een andere aanpak nodig. Maar anders zijn in denken, voelen of handelen is niet gelijk aan dom zijn. Iederéén is anders. En iedereen is in zekere zin gelijk. Net in dat buitengewoon onderwijs (heb je trouwens al eens stil gestaan bij die naam?) zit heel wat opgepotte energie en onbenut potentieel. Als je elkeen op de juiste manier weet te benaderen, het vonkje in de ander weet te raken – en zéker bij deze kinderen (en volwassenen) – dan krijg je vuurwerk!    

Domme mensen bestaan dus niet in mijn ogen. Iedereen is eigen-aard-ig, één brok Liefde, bijzonder en buitengewoon, ongeacht de graad van intelligentie of hoeveelheid 'stommiteiten'. Iedereen heeft/is een uniek geschenk voor de aarde en iedereen is mooi op zijn eigen unieke manier!

Joepie! Een kind met autisme in de klas! (2015)

Ik doe een korte vervanging in een basisschool. Vandaag sta ik in het derde leerjaar.

‘Er zit een jongen met zwaar autisme bij jou in de klas’, krijg ik te horen van de directie. ‘Hij functioneert niet in de klas’. ‘Super!’ denk ik stiekem bij mezelf. Eens kijken of ik het nog in me heb – alsof ik daaraan twijfel. Net bij deze kinderen komen mijn skills extra naar boven. Ik voel ze haarfijn aan en weet er mijn weg mee. We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Niet dat ik het label autisme bij me draag. Niet dat ik nooit voor uitdagingen kom te staan met hen. Zij maken voor mij mee het verschil. Zonder de anderen te (willen) discrimineren, ik heb oprecht bewondering voor kinderen met deze gave, met deze vorm van anders zijn.

‘Mochten er problemen zijn, dan stuur je hem maar tot bij mij’, stelt de directrice me nog gerust. Ze houdt de jongen veiligheidshalve toch maar nog een tijdje bij zich.

Na pakweg een uurtje komt ze met hem de klas binnen: hij wil komen meedoen. Er is onmiddellijk oogcontact. (Bij sommige vormen van autisme is oogcontact een heikel punt.) Ik wens Bart (fictieve naam) welkom en stel hem op zijn gemak. We zijn bezig met rekenen. Vrijwel onmiddellijk neemt Bart zijn toevlucht op zijn vertrouwde plekje achteraan in de klas, achter de poppenkast. Even snel als hij verdween, is hij ook weer terug op zijn plaats vooraan in de klas. Hij wil knutselen, enkel knutselen. Ik laat hem begaan. Ik weet heel goed dat het op dit ogenblik totaal geen zin heeft om hier tegenin te gaan. Dat komt zelfs niet in me op. Ook de andere kinderen maken er duidelijk geen probleem van. Er komen geen reclamaties over ‘niet eerlijk’. Ze zijn het blijkbaar gewend dat hij anders doet en ook anders is. Prima. We kunnen hier bijzonder veel leren van elkaar.

Ik geef verder mijn lessen en onderbreek ze zo nu en dan om Bart te ondersteunen bij zijn creatie. Ik merk dat hij gevoelig is voor het ‘mislukken’ van zijn werk – of het niet onmiddellijk lukken zoals hij het wenst – en dat hij enkele keren opnieuw moet beginnen. Hij wijt het aan het geroezemoes in de klas. Maar ook op stille momenten doet hij dat. Ik wijs hem erop dat het niet het eenvoudigst is wat hij probeert in elkaar te steken: een lanceerplatform met raket. Dat vraagt enige vaardigheid en geduld. Het lukt hem wonderwel.

Even later...

Weer is zijn hele werk mislukt volgens hem. ‘Het is je príma gelukt tot hiertoe’, zeg ik hem. ‘Je hebt enkel een oplossing te bedenken voor je volgende stap.’                                                                                 En daar gaat hij weer. Creatief als hij is, heeft hij in een mum van tijd een oplossing bedacht. Klaar! Bart knutselde zomaar even een lanceerbasis met raket in elkaar! Hij mag fier zijn op zichzelf. Ik ben alvast trots op hem! Het volgende dat hij wil knutselen, is een kabelbaan. J Een kabelbaan die de ene bank met de andere verbindt. Dat heb ik hem afgeraden. Zo betrek je een andere leerling die op dat ogenblik met andere dingen bezig is. Op die manier kan je voor onnodige afleiding zorgen.

Oh, daar gaat de bel. Speeltijd. Vrije tijd. Tijd om even te gaan uitwaaien.  

 

NA DE SPEELTIJD                                                                                                                                                        is het tijd voor taal. We doen een vraag- en raadspel. Leuk. Bart doet het hele lesuur mee, zonder enig probleem. Hij wil graag aan de beurt komen en rond ‘energie en lichaamscellen’ werken. Bijzonder. Af en toe bedenkt hij of hij zou gaan knutselen. Het moet vooral actief blijven voor hem. Als hij maar in actie kan zijn en betrokkenheid ervaart. Daar houd ik uiteraard rekening mee, net als ik voldoende aandacht tracht te schenken aan alle kinderen in de klas. Terug naar een les rekenen. En Bart terug naar het knutselen. Opvallend. Ik houd het in mijn achterhoofd.

Na de middag krijgt Bart het even moeilijk. Moeilijk in de zin van ‘ik doe niet mee met de reguliere gang van zaken en volg mijn eigen gevoel’. Hij is moe en wil slapen. Achteraan in de klas liggen grote kussens die als matras kunnen dienen. Het gigantisch kussen dat er tegen de muur leunt, legt hij bovenop zich. Nadien kruipt hij in de kussensloop. Dat kan ik niet toestaan. Dat hij wil rusten, kan ik – met wat ik weet van hem – nog enigszins aanvaarden. De manier waarop echter kan en wil ik niet toestaan. Er zijn grenzen, ook naar de andere kinderen toe.

In andere omstandigheden had ik vast en zeker anders op hem gereageerd. Nu dit zich in de klas voordoet, in dit onderwijssysteem, heb ik iets anders te bedenken.

Als je een kind het gevoel geeft alles te mogen zonder enige vorm van begrenzing of afspraken, dan gaan de poppen aan het dansen. Ik laat het Bart duidelijk weten. Hij houdt hardnekkig vol. Rusten zou hij en wel IN de kussensloop (waar op zich niets mis mee is). Ik denk aan de klas en even speel ik met het idee de directrice te waarschuwen, wat ik na korte tijd ook laat doen door een leerling.

Na enige tijd is die leerling terug met de mededeling dat mevrouw de directeur niet aanwezig is op haar bureau. Misschien nog een geluk. Een extra kans om het zelf op te lossen. Het is ook overduidelijk dat Bart op dit moment niet graag naar het bureau gaat om daar te werken. Strijden biedt geen oplossing, weet ik. Na enig getouwtrek met en over het kussen, gooi ik het dan ook over een andere boeg. Ik begin met de les en laat hem zijn gang gaan, goed wetende waar ik naartoe wil. Is dat de ideale oplossing? Misschien niet, maar op dit moment is dat de keuze die ik maak en weet ik dat er een kans op slagen is, dus ik probeer het. De les wereldoriëntatie gaat over het oog en het oor. Met een beetje geluk is Bart geïnteresseerd en heb ik hem mee.

 Ik heb iemand nodig om enkele delen van het oog te tonen. Bart komt enkel vooraan als hij nadien mag gaan slapen in de kussensloop. Ik vraag de klas wie dat wel graag komt doen. Bart staat snel vooraan. Toch neem ik een andere leerling, wat prima uitdraait. Bart gaat terug naar zijn kussen. Ik ga verder met de les. Het onderwerp en de opdrachten weten hem blijkbaar te boeien, want nog geen twee minuten later zoekt hij zijn bundel om mee te kunnen werken. Tijdens de les geef ik Bart, net als ook nog enkele andere leerlingen, de kans om zijn kennis over het oog (en de cellen waaruit het is opgebouwd) en het oor aan de klas uiteen te zetten. De uitgebreide informatie die hij geeft klopt en voor de tweede maal vandaag vraag ik me – deze keer luidop – af waar hij de kennis vandaan heeft. Dit is immers geen stof voor de lagere school. ‘Internet’, luidde het antwoord. ‘Zelf opgezocht’…


Dit was slechts één ervaringsdag. Dat wordt een andere ervaring als je een volledig schooljaar hebt te overbruggen. Een goed evenwicht vinden in het verdelen van je aandacht over alle kinderen, waarbij áltijd een mix is aan individuele capaciteiten en karakters, is ontzettend belangrijk. Anders denken en organiseren is dan een must.

Mocht het onderwijslandschap er anders uitzien en zulke, eigenlijk álle kinderen de ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen in hun interessegebied en hierin ook zelf leraar mogen zijn voor leeftijdsgenoten of geïnteresseerden, het zou heel wat boeiender zijn voor elkeen. Boeiend op een andere manier, met meer werkelijke betrokkenheid, meer diepgang, meer echtheid, meer mens zijn.

 Elk kind, iedere mens draagt een bijzondere gave in zich. De wereld van wat wij autisme noemen, wat velen een handicap noemen, draagt zoveel meer in zich dan hoe er nu door heel wat mensen naar gekeken wordt. Je kan het vanuit een psychologische of psychiatrische invalshoek bekijken, waar niets mis mee is, maar wel vaker de bal in een bekrompen hoekje terechtkomt. Je kan het echter ook bekijken vanuit de groei die de aarde en de mensheid doormaakt. Elke generatie brengt verandering en vernieuwing met zich mee. Ook de stromen kinderen die nu een labeltje krijgen. Een label, niet om een stempel te drukken, maar om beter met hen te kunnen omgaan en communiceren. Om duidelijkheid te scheppen voor alle partijen. Die kinderen zijn er trouwens altijd al geweest, niet enkel in de 20ste en 21ste eeuw. De tijd is er echter meer dan rijp voor.