zondag 4 april 2021

Joepie! Een kind met autisme in de klas! (2015)

Ik doe een korte vervanging in een basisschool. Vandaag sta ik in het derde leerjaar.

‘Er zit een jongen met zwaar autisme bij jou in de klas’, krijg ik te horen van de directie. ‘Hij functioneert niet in de klas’. ‘Super!’ denk ik stiekem bij mezelf. Eens kijken of ik het nog in me heb – alsof ik daaraan twijfel. Net bij deze kinderen komen mijn skills extra naar boven. Ik voel ze haarfijn aan en weet er mijn weg mee. We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Niet dat ik het label autisme bij me draag. Niet dat ik nooit voor uitdagingen kom te staan met hen. Zij maken voor mij mee het verschil. Zonder de anderen te (willen) discrimineren, ik heb oprecht bewondering voor kinderen met deze gave, met deze vorm van anders zijn.

‘Mochten er problemen zijn, dan stuur je hem maar tot bij mij’, stelt de directrice me nog gerust. Ze houdt de jongen veiligheidshalve toch maar nog een tijdje bij zich.

Na pakweg een uurtje komt ze met hem de klas binnen: hij wil komen meedoen. Er is onmiddellijk oogcontact. (Bij sommige vormen van autisme is oogcontact een heikel punt.) Ik wens Bart (fictieve naam) welkom en stel hem op zijn gemak. We zijn bezig met rekenen. Vrijwel onmiddellijk neemt Bart zijn toevlucht op zijn vertrouwde plekje achteraan in de klas, achter de poppenkast. Even snel als hij verdween, is hij ook weer terug op zijn plaats vooraan in de klas. Hij wil knutselen, enkel knutselen. Ik laat hem begaan. Ik weet heel goed dat het op dit ogenblik totaal geen zin heeft om hier tegenin te gaan. Dat komt zelfs niet in me op. Ook de andere kinderen maken er duidelijk geen probleem van. Er komen geen reclamaties over ‘niet eerlijk’. Ze zijn het blijkbaar gewend dat hij anders doet en ook anders is. Prima. We kunnen hier bijzonder veel leren van elkaar.

Ik geef verder mijn lessen en onderbreek ze zo nu en dan om Bart te ondersteunen bij zijn creatie. Ik merk dat hij gevoelig is voor het ‘mislukken’ van zijn werk – of het niet onmiddellijk lukken zoals hij het wenst – en dat hij enkele keren opnieuw moet beginnen. Hij wijt het aan het geroezemoes in de klas. Maar ook op stille momenten doet hij dat. Ik wijs hem erop dat het niet het eenvoudigst is wat hij probeert in elkaar te steken: een lanceerplatform met raket. Dat vraagt enige vaardigheid en geduld. Het lukt hem wonderwel.

Even later...

Weer is zijn hele werk mislukt volgens hem. ‘Het is je príma gelukt tot hiertoe’, zeg ik hem. ‘Je hebt enkel een oplossing te bedenken voor je volgende stap.’                                                                                 En daar gaat hij weer. Creatief als hij is, heeft hij in een mum van tijd een oplossing bedacht. Klaar! Bart knutselde zomaar even een lanceerbasis met raket in elkaar! Hij mag fier zijn op zichzelf. Ik ben alvast trots op hem! Het volgende dat hij wil knutselen, is een kabelbaan. J Een kabelbaan die de ene bank met de andere verbindt. Dat heb ik hem afgeraden. Zo betrek je een andere leerling die op dat ogenblik met andere dingen bezig is. Op die manier kan je voor onnodige afleiding zorgen.

Oh, daar gaat de bel. Speeltijd. Vrije tijd. Tijd om even te gaan uitwaaien.  

 

NA DE SPEELTIJD                                                                                                                                                        is het tijd voor taal. We doen een vraag- en raadspel. Leuk. Bart doet het hele lesuur mee, zonder enig probleem. Hij wil graag aan de beurt komen en rond ‘energie en lichaamscellen’ werken. Bijzonder. Af en toe bedenkt hij of hij zou gaan knutselen. Het moet vooral actief blijven voor hem. Als hij maar in actie kan zijn en betrokkenheid ervaart. Daar houd ik uiteraard rekening mee, net als ik voldoende aandacht tracht te schenken aan alle kinderen in de klas. Terug naar een les rekenen. En Bart terug naar het knutselen. Opvallend. Ik houd het in mijn achterhoofd.

Na de middag krijgt Bart het even moeilijk. Moeilijk in de zin van ‘ik doe niet mee met de reguliere gang van zaken en volg mijn eigen gevoel’. Hij is moe en wil slapen. Achteraan in de klas liggen grote kussens die als matras kunnen dienen. Het gigantisch kussen dat er tegen de muur leunt, legt hij bovenop zich. Nadien kruipt hij in de kussensloop. Dat kan ik niet toestaan. Dat hij wil rusten, kan ik – met wat ik weet van hem – nog enigszins aanvaarden. De manier waarop echter kan en wil ik niet toestaan. Er zijn grenzen, ook naar de andere kinderen toe.

In andere omstandigheden had ik vast en zeker anders op hem gereageerd. Nu dit zich in de klas voordoet, in dit onderwijssysteem, heb ik iets anders te bedenken.

Als je een kind het gevoel geeft alles te mogen zonder enige vorm van begrenzing of afspraken, dan gaan de poppen aan het dansen. Ik laat het Bart duidelijk weten. Hij houdt hardnekkig vol. Rusten zou hij en wel IN de kussensloop (waar op zich niets mis mee is). Ik denk aan de klas en even speel ik met het idee de directrice te waarschuwen, wat ik na korte tijd ook laat doen door een leerling.

Na enige tijd is die leerling terug met de mededeling dat mevrouw de directeur niet aanwezig is op haar bureau. Misschien nog een geluk. Een extra kans om het zelf op te lossen. Het is ook overduidelijk dat Bart op dit moment niet graag naar het bureau gaat om daar te werken. Strijden biedt geen oplossing, weet ik. Na enig getouwtrek met en over het kussen, gooi ik het dan ook over een andere boeg. Ik begin met de les en laat hem zijn gang gaan, goed wetende waar ik naartoe wil. Is dat de ideale oplossing? Misschien niet, maar op dit moment is dat de keuze die ik maak en weet ik dat er een kans op slagen is, dus ik probeer het. De les wereldoriëntatie gaat over het oog en het oor. Met een beetje geluk is Bart geïnteresseerd en heb ik hem mee.

 Ik heb iemand nodig om enkele delen van het oog te tonen. Bart komt enkel vooraan als hij nadien mag gaan slapen in de kussensloop. Ik vraag de klas wie dat wel graag komt doen. Bart staat snel vooraan. Toch neem ik een andere leerling, wat prima uitdraait. Bart gaat terug naar zijn kussen. Ik ga verder met de les. Het onderwerp en de opdrachten weten hem blijkbaar te boeien, want nog geen twee minuten later zoekt hij zijn bundel om mee te kunnen werken. Tijdens de les geef ik Bart, net als ook nog enkele andere leerlingen, de kans om zijn kennis over het oog (en de cellen waaruit het is opgebouwd) en het oor aan de klas uiteen te zetten. De uitgebreide informatie die hij geeft klopt en voor de tweede maal vandaag vraag ik me – deze keer luidop – af waar hij de kennis vandaan heeft. Dit is immers geen stof voor de lagere school. ‘Internet’, luidde het antwoord. ‘Zelf opgezocht’…


Dit was slechts één ervaringsdag. Dat wordt een andere ervaring als je een volledig schooljaar hebt te overbruggen. Een goed evenwicht vinden in het verdelen van je aandacht over alle kinderen, waarbij áltijd een mix is aan individuele capaciteiten en karakters, is ontzettend belangrijk. Anders denken en organiseren is dan een must.

Mocht het onderwijslandschap er anders uitzien en zulke, eigenlijk álle kinderen de ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen in hun interessegebied en hierin ook zelf leraar mogen zijn voor leeftijdsgenoten of geïnteresseerden, het zou heel wat boeiender zijn voor elkeen. Boeiend op een andere manier, met meer werkelijke betrokkenheid, meer diepgang, meer echtheid, meer mens zijn.

 Elk kind, iedere mens draagt een bijzondere gave in zich. De wereld van wat wij autisme noemen, wat velen een handicap noemen, draagt zoveel meer in zich dan hoe er nu door heel wat mensen naar gekeken wordt. Je kan het vanuit een psychologische of psychiatrische invalshoek bekijken, waar niets mis mee is, maar wel vaker de bal in een bekrompen hoekje terechtkomt. Je kan het echter ook bekijken vanuit de groei die de aarde en de mensheid doormaakt. Elke generatie brengt verandering en vernieuwing met zich mee. Ook de stromen kinderen die nu een labeltje krijgen. Een label, niet om een stempel te drukken, maar om beter met hen te kunnen omgaan en communiceren. Om duidelijkheid te scheppen voor alle partijen. Die kinderen zijn er trouwens altijd al geweest, niet enkel in de 20ste en 21ste eeuw. De tijd is er echter meer dan rijp voor.  

 

  

 

 

 

 

 

 

 


 

  

 

 

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten